gemaakt worden. Het kostte me uiteindelijk zestien maanden.

Zestien maanden?

Ja, zestien maanden ‘s nachts monteren. Maar ik ben ook al wel dertien jaar bezig met deze film. Dus die ruzie aan het einde, nou ja, dat snap je dan wel.

 

De 180° draai

 

Nee. Maar even weer 180 graden terug gedraaid naar de film graag.

Ja, dat moment. Eerst zien we beeldvullend de tv van de man die alsmaar aan het zappen is en dan draaien we langzaam van die tv weg en kruipen er van de zijkant als het ware weer in; we komen precies uit op de plek waar de tv staat. We zijn dan het kastje ‘geworden’. Dat wordt ook verteld in de documentaire: we zijn een projectorlamp, een tv-toestel, de mogelijkheid waar beelden in kunnen verschijnen. We kijken niet meer naar de beelden, maar naar degene die naar de beelden kijkt. Dus ik draai weg van de fascinatie voor wat ik waarneem en waar ik in geloof en inkruip (de verschillende tv-programma’s en films) en ik kijk naar de waarnemers. Zo hoop ik ook dat jij niet naar de film kijkt maar naar degene die ernaar kijkt, jijzelf dus.

En we komen dan steeds uit bij verschillende tv-kijkers, in allerlei situaties. We kunnen hen enkel zien als ze op ‘ons’, de documentaire over ons bewustzijn, afstemmen.

En dit passieve, ‘ontvangende‘ tv-standpunt is tegelijk ook een voorbode van het schouwende karakter dat later terugkomt.

Maar je springt niet alleen door die verschillende ruimtes maar ook door verschillende tijden. We zien bijvoorbeeld een jongen die bij zijn ouders op de bank zit. Het daaropvolgende moment probeert hij stiekem een pornoband of zoiets in dezelfde huiskamer af te kijken. En verschijnt helaas zijn moeder...

Ook hier weer worden jullie als kijkers op het verkeerde been gezet. Eerst denk je dat je door verschillende locaties in Nederland zapt, maar dan lijkt het erop alsof we naar jeugdherinneringen van iemand kijken. En als je oplet, zie je dat het vaak dezelfde man of een jongere versie ervan is die op de verschillende locaties verschijnt. En uiteindelijk blijkt deze hele sequentie een film te zijn die Bart, de scenarioschrijver, op dit moment verzint. We zagen hem in deze zap-sequentie ook een keer tijdens dat verzinnen ... hij schrijft het script op zijn computer ... aarzelen, bij de jongen met zijn ouders. Ook zagen we hem fel doortypen toen hij verzon dat de naakte vrouw bezoek kreeg.

En wanneer de moeder van de klierende peuter uiteindelijk haar tv uitzet, wordt het beeld zwart.(hier niet overheen gaan) Dit zwart blijkt dan het zwart te zijn van de punt achter de laatst geschreven regel van het script tot nu toe. We zoomen ervan uit en komen terecht bij Bart en z’n plotselinge writer's block.

De laatste woorden uit het interview dat Bart ooit hield met een zekere Niek en dat hij kennelijk als basis gebruikte voor de voice-over in zijn film tot nu toe, galmen nog na: ‘... je kunt beter niet naar me luisteren, want voor je het weet ben je een ik met een interessant idee...’

En Bart krijgt een interessant idee. Hij maakt van zijn writer's block-probleem de oplossing: hij introduceert zichzelf in z’n script.

En nu wordt de film een nog groter Droste-cacaoblikje. Bart schrijft dan verder aan het script van de film de zee die denkt, een script waarin hijzelf de hoofdrol speelt als scenarioschrijver die het script schrijft van de film de zee die denkt. Een script waarin hij het antwoord vindt op de prangende vraag ‘hoe worden we gelukkig?

 

Bart en hemzelf

 

Dus de film die hij beschrijft is ook gelijk de film waar wij naar kijken. De film gaat steeds over het maken en bedenken van déze film.

Ja, verwarrend hè? Bart schrijft over zijn nieuw gecreëerde ik: ‘...wat hij doet dat typ ik en wat hij typt dat doe ik’. En hij creëert niet, zoals gebruikelijk in filmscenario’s, een fictief filmpersonage, maar hij verzint letterlijk

vooruitoverzichtachteruit